Célestin Freinet

ZOOM staat voor een middelbaar freinetonderwijs. Daarom geven wij graag wat informatie over de grondlegger Célestin Freinet waar ons onderwijs is op gebaseerd. Het kernidee, aangepast aan onze huidige tijdsgeest, werd gebruikt om onze school mee vorm te geven.

Célestin Freinet (1896-1966) gaat aan het werk als onderwijzer aan enkele Franse dorpsscholen na een jarenlange herstelperiode ten gevolge van verwondingen tijdens de eerste wereldoorlog. Hij begint in 1920 in Bar-sur-loup in een tweeklassige dorpsschool.

Hij treft overvolle klassen aan met kinderen van boeren. Enerzijds bemoeilijkt zijn fysieke toestand het hem om op de traditionele, frontale wijze les te geven. Anderzijds stelt hij al vlug de apathie en desinteresse vast bij de kinderen. Het handboekenonderricht heeft geen enkele voeling met hun eigen leefwereld en spoort hen niet aan tot activiteit.

Freinet ontdekt dat de fout niet bij de leerlingen ligt maar dat het onderwijs te kort schiet. Hij merkt immers dat de kinderen wel geboeid zijn door wat er gebeurt in hun dorp, in hun eigen milieu. Wanneer hij op een goede dag zijn klas binnenkwam, hielden twee slakken op een tafel een hardloopwedstrijd. Dat is op zich niet zo belangrijk; wel van belang is dat alle kinderen vol enthousiasme rond de tafels staan en werkelijk geïnteresseerd zijn. Het uiteindelijke resultaat is een compleet werkstuk over slakken. Zijn conclusie is dat je beter ervaring kan opdoen in de leefwereld zelf dan erover te lezen in boeken. Freinet begint zijn leerlingen te observeren, hen te begrijpen en zijn gedrag aan hun gedrag te toetsen. Zo gaat hij op zoek naar andere vertrekpunten en werkvormen voor zijn klaspraktijk. Door elke middag met zijn kinderen het dorp en de omgeving in te trekken, brengt hij een ogenschijnlijk voor de hand liggende maar voor die tijd revolutionaire vernieuwing aan. Ze gaan op bezoek bij de plaatselijke ambachtslui, doen biologische en geografische onderzoekjes.

Terug in de klas worden er verslagen gemaakt over de ervaringen en de opgedane informatie. Freinet gooit de handboeken buiten en baseert zijn onderricht op deze nieuwe inhoud. Na verloop van tijd komt Freinet op het idee om een, door de leerlingen zelf te gebruiken, drukkerij in de klas te brengen. Hierdoor krijgen de spontaan neergeschreven teksten van de leerlingen een communicatieve waarde. Ervaringen en belevenissen van leerlingen kunnen eenvoudig en duurzaam vastgelegd worden.

Een andere organisatie van het werk krijgt nog meer belang. De klas wordt meer en meer een door de leerlingen zelf gerunde coöperatieve leef- en werkgemeenschap. De school is een geïntegreerd deel van het dorp geworden, het leven van het dorp komt in de school en omgekeerd.

Hij komt tot het inzicht dat de school geen eiland in de maatschappij is, maar onlosmakelijk verbonden is met het sociale milieu waarin hij zich bevindt. Doordat hij zich bezighoudt met opvoeden, gaat hij ook ouders en andere bewoners van het dorp vertellen over hun rechten en hoe ze daarvoor moeten opkomen. Hij stelt zich in dienst van de hem omringende arbeiders- en boerenklasse en richt samen met hen inkoop- en verkooporganisaties op.